{settings.product}

Drie kamerbrieven over voorbereidingen komst van kleine en grote kernreactoren

februari 2025 -

Begin februari 2025 stuurde minister Sophie Hermans van Klimaat en Groene Groei drie brieven naar de Tweede Kamer over kernenergie. De eerste gaat over de voorbereidingen voor de introductie van de kleine modulaire reactor (SMR) in ons land. De tweede over de versterking van de kennisinfrastructuur op kernenergiegebied en over de voorbereiding van de komst van de grote kernreactoren. De derde over de deelneming van de Staat in een projectorganisatie, die later over gaat in een aandeelhouderschap in een houdstermaatschappij, die de bouw en exploitatie van de kerncentrales verzorgt.

In de eerste brief zijn de concrete actieplannen vermeld, die ten doel hebben op het gebied van de SMR's de samenwerking tussen alle betrokkenen te bevorderen. Dat betreft met name vertegenwoordigers van gemeenten, provincies, regionale ontwikkelingsmaatschappijen, bedrijven en kennisinstellingen. Zij doen een simulatie en spelen virtueel het proces van de komst van een SMR na. De verwachting is, dat er daardoor zicht komt op het tijdpad, de knelpunten, kansen op succes, mate van geschiktheid van wet– en regelgeving, alsook op de sturingsinstrumenten. Daarnaast is de inpassing van de SMR’s in ons energiesysteem van belang. Dat betreft de invloed op zowel de regionale, als het nationale elektriciteitsnet.

Verder biedt de bouw van SMR’s kansen voor onze maakindustrie. De voorbereiding daarop betreft het informeren van bedrijven en het verbeteren van de kennis over de kernenergie. Daartoe is voor de SMR’s een extra bedrag van € 2,5 miljoen beschikbaar gesteld, dat deel uitmaakt van het Meerjaring Missiegedreven Innovatieprogramma Kernenergie (MMIP), waarop onderstaand nader is ingegaan.

De brief signaleert, dat wereldwijd de ontwikkelingen op het gebied van SMR’s snel gaan. Om goed te kunnen inspelen op deze ontwikkelingen, is het belangrijk over de juiste kennis te beschikken. Daarom heeft NRG in opdracht van het ministerie van Klimaat en Groene Groei, een kennismodule over SMR's ontwikkeld. De module is beschikbaar en er zijn vragen in beantwoord over de realisatie van SMR’s, zoals over vergunningen, mogelijke toepassingen, ruimtebeslag, benodigde koelvoorzieningen, veiligheid en afval. Nederland staat bij de introductie van SMR’s niet alleen. Daarom zijn samenwerkingsverbanden met het buitenland, zowel binnen als buiten Europa, aangegaan. Het kabinet zal na de zomer van 2025 haar brede visie aan de Kamer toesturen, die een concrete doelstelling op het gebied van de SMR’s zal bevatten.

In de tweede brief is gedetailleerd ingegaan op het versterken van de nucleaire kennisbasis en –infrastructuur. Dat vindt plaats in het kader van de uitvoering van het voormelde MMIP, dat een tweetal programmaonderdelen bevat, namelijk de “Human Capital Agenda” en het “Kennis en –Innovatieprogramma”. De beide onderdelen zijn gebaseerd op onderliggende studierapporten, die als bijlagen bij de brief zijn gevoegd. Het zijn de “Inventarisatiestudie human capital” van adviesbureau  Technopolis en de “Inventarisatiestudie kennis en innovatieprogramma” van Dialogic.

Het doel van het MMIP is om het aantal deskundigen op kernenergiegebied, thans 1900 fte, ongeveer te verdubbelen na 2040 door het onderwijs op alle niveaus te verbeteren, zowel kwalitatief als kwantitatief. Dat betreft het universitair, hoger beroeps–  en middelbaar beroepsonderwijs. Voor de uitvoering van het MMIP is een bedrag van € 65 miljoen beschikbaar, waarvan inmiddels € 18 miljoen is gecommitteerd. Voorts zijn er voor de thema’s onderzoek, innovatie, toeleveringsketen en radioactief afval samenwerkingsverbanden met andere landen, met name VS en Frankrijk aangegaan. Met Zuid-Korea bestond zo’n samenwerkingsverband al. In het kader daarvan hebben in december 2024 een twintigtal deskundigen een werkbezoek gebracht aan Zuid-Korea.

Leveranciers uit de genoemde drie landen zijn doende om voor de regering een  Technische Haalbaarheidsstudie  op te stellen. Vooruitlopend daarop is in de brief de verwachting vermeld, dat ongeveer 30% van de waarde van de toeleveringen aan de nieuwe kerncentrales uit ons land zou kunnen komen. De regering verwacht in het tweede kwartaal van 2025 de Kamer over de uitkomsten van de Technische Haalbaarheidsstudie te kunnen informeren.

In de derde brief is vastgesteld, dat een sterke overheidsrol noodzakelijk is om de ambitie op het gebied van kernenergie te realiseren. Marktpartijen zijn niet bereid om een kerncentrale volledig voor eigen risico te bouwen en te exploiteren. Ook met vergaande overheidssteun willen zij niet deze verantwoordelijkheid dragen. Gezien de lange looptijd, de financiële risico’s, die marktpartijen niet of maar zeer beperkt bereid zijn te lopen, maar ook het publieke belang voor de energievoorziening en de ordentelijke bedrijfsvoering van kerncentrales is publiek aandeelhouderschap wenselijk voor de verdere uitrol van kernenergie. Ook in andere Europese kernenergieprojecten is dit veelal het geval. Een deelneming van de Staat is de beste optie voor het bouwen van kerncentrales. De voorkeursoptie voor de structuur is een houdstermaatschappij, waarbinnen een werkmaatschappij de bouw en ingebruikname van de kerncentrales voorbereidt, de bouw contracteert en de kerncentrales in gebruik neemt. De voorgenomen realisatie van een deelneming, die volledig toegerust is voor de daadwerkelijk bouw en exploitatie zal een doorlooptijd van ten minste enkele jaren hebben. Vanwege staatssteunaspecten van een publieke bekostiging is de voorafgaande goedkeuring aan de Europese Commissie nodig. Zodra alle benodigde stappen gezet zijn, zal de regering een besluit nemen over de deelneming. Om de vaart er in te houden is inmiddels een projectorganisatie gestart, die in eerste instantie deel uitmaakt van het ministerie van Klimaat en Groene Groei. Het is de bedoeling om deze projectorganisatie op relatief korte termijn een zelfstandige positie te geven buiten het ministerie. Door een  projectorganisatie op deze wijze in te richten is het mogelijk om buitenlandse deskundigen aan te trekken. Het gaat om specifieke deskundigheid op het gebied van grootschalige infrastructurele projecten, als ook om nucleaire en financiële expertise. Door de projectorganisatie op afstand van de overheid te zetten ontstaat een scheiding tussen opdrachtgever, het ministerie en opdrachtnemer, de projectorganisatie zelf. De projectorganisatie kan zich daardoor ontwikkelen tot een volwaardige en zelfstandige gesprekspartner. Dat is een eis van de vergunningverlener en toezichthouder ANVS. In de beginfase heeft de projectorganisatie een beperkte omvang. Grote investeringen zijn dan nog niet aan de orde. Dat is pas het geval na het afronden van de techniekselectie. Te zijner tijd zal de projectorganisatie opgaan in de houdstermaatschappij, waarvan de Staat aandeelhouder is.

Voorts zijn de verkennende gesprekken over de eventuele overname van de kerncentrale Borssele door de Staat van belang. De regering spreekt daarover met de aandeelhouders van Elektriciteits-Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ), de eigenaar van de kerncentrale. Daarbij zal er aandacht blijven voor de samenloop van het proces van een eventuele overname van aandelen in EPZ en het proces van een oprichting van een deelneming voor nieuwe kerncentrales.

Meer informatie over Kamerbrieven, onderliggende rapporten en SMR-kennismodule:
1. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2025Z01960&did=2025D04532
2. https://www.overkernenergie.nl/documenten/2024/12/19/smr-kennismodule
3. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2025Z01943&did=2025D04491
4. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2025D04708&did=2025D04708

Terug naar het nieuwsoverzicht