Jodium-131 (I-131) – Beta en gammastraler
Zie het artikel met de titel “Van radioactieve straling kun je kanker krijgen. Hoe dan, dat radioactieve bestraling wordt gebruikt om kanker te genezen? Dan kun je toch beter andere therapieën toepassen?” in KernVisie Magazine jaargang 8 nummer 4 van september 2013 (blz 16 en 17) door op de titel te klikken.
Eigenschappen:
Halfwaardetijd: 8,0 dag
Type radioactief verval: Beta– en gammastraling
Bijzonderheden: De meest toegepaste vorm van radionuclidetherapie is de behandeling van een te actieve schildklier met radioactief jodium-131 (I-131). Het jodium hoopt zich in de schildklier op en bestraalt de schildklier van binnen uit. De productie van schildklierhormoon neemt daardoor af. Op deze wijze is de schildklier nauwkeuriger in te stellen dan met chirurgie. Het is een therapie zonder bijwerkingen, maar sommige mensen maken zich zorgen vanwege het risico op kanker. In verschillende studies met grote aantallen patiënten is geen verschil gevonden tussen het aantal leukemie- en schildklierkanker gevallen bij de mensen, die radiotherapie met I-131 kregen en degenen, die met andere therapieën (meestal chirurgie) zijn behandeld.
De productie van I-131 vindt op twee verschillende manieren plaats. De eerste methode is door laagverrijkt uranium in trefplaten in de Hoge Flux Reactor (HFR) te bestralen. Daardoor splijt het uranium-235 en ontstaan er kernsplijtingsproducten, waaronder I-131. Deze radio-isotoop is met een speciale scheidingsinstallatie uit de trefplaten te winnen. Een dergelijke scheidingsinstallatie staat naast de HFR in Petten. De tweede methode is door natuurlijk tellurium te bestralen met neutronen. Een van de isotopen van tellurium is Te- 130, dat voor 34,5% in tellurium voorkomt. De atoomkernen van het Te-130 vangen neutronen in, waarna ze radioactief vervallen naar I-131.